rijgeschiktheid

Man met dwarslaesie wint zaak over rijden in aangepaste vrachtwagen

Man met dwarslaesie wint zaak over rijden in aangepaste vrachtwagen
Voor de rechter is het duidelijk dat het afwijzen van de rijgeschiktheid “onvoldoende zorgvuldig is". Foto: Beeldbank Rechtspraak

Een man die na een ongeluk zijn benen niet meer kan gebruiken, zag door het CBR zijn aanvraag om te mogen rijden op een aangepaste vrachtwagen afgewezen worden. De rechtbank oordeelt echter dat dit besluit niet goed is onderbouwd. 

De man liep bij een ongeval een dwarslaesie op, waardoor zijn benen niet meer functioneren. Twee jaar na het ongeluk verzocht hij om rijgeschikt te worden verklaard voor een hele reeks voertuigen. Die rijgeschiktheid kreeg hij voor het rijden met een aangepaste personenauto, bestelwagen, aanhangwagen en tractor. Maar voor het rijden met een vrachtwagen en trekker met oplegger wees het CBR zijn verzoek af, net als zijn bezwaar tegen dat besluit. Ook mocht hij geen rijtest in een aangepaste vrachtwagen afleggen.

Niet gehoord

Daarop stapte de man naar de rechter, waar hij stelde dat hij tijdens de bezwaarprocedure ten onrechte niet was gehoord door het CBR. Die instantie mag van het horen van een belanghebbende afzien als zijn ingediende bezwaar ‘kennelijk ongegrond’ is. Maar de rechter is het niet met het CBR eens dat daar sprake van is. De man heeft een dwarslaesie en het had onderzocht moeten worden of het mogelijk is om zijn beperkingen zo te compenseren dat hij veilig aan het verkeer kan deelnemen.

Had de man dan ook de kans moeten krijgen om een rijtest af te leggen? Dat klinkt gezien het voorgaande misschien logisch, maar de man beroept zich hiervoor op een onderdeel van de Regeling eisen geschiktheid 2000 dat volgens de rechter niet van toepassing is op dit geval.

Armen en benen

Vervolgens gaat het om de vraag of de man achter het stuur voldoende zitstabiliteit heeft in onverwachte situaties of noodsituaties. Hij legt zelf uit dat de functiestoornis in zijn benen zijn rijgeschiktheid niet beperkt. Zijn armen functioneren goed en in een aangepaste vrachtwagen met Volvo Dynamic Steering (VDS) is hij volgens hemzelf volledig geschikt om aan het verkeer deel te nemen. Met dat systeem kan hij namelijk met de ene hand de gas- en remhandle aan het stuur bedienen en met de andere hand het stuur zelf. VDS zou het niet werken van zijn benen voldoende compenseren en zijn veilige verkeersdeelname waarborgen. En voor de zitstabiliteit zou nog een vierpuntsgordel gebruikt kunnen worden, want dat werkt in zijn huidige functie op de heftruck ook prima.

Volgens het CBR is de man niet geschikt is voor rijbewijzen voor vrachtwagens en trekkers met opleggers omdat zijn benen niet functioneren. Als hij zowel gas geeft als remt én stuurt met zijn handen, kan hij niet voldoen aan de eis dat hij op elk moment met twee handen aan het stuur kan inspelen op onverwachte situaties en noodgevallen. Ook moet hij op elk moment kunnen remmen, wat evenmin mogelijk zou zijn. Volgens het CBR is met VDS juist een goede beenfunctie nodig vanwege de benodigde zitstabiliteit. Dat kan niet zoals op een heftruck worden opgevangen met een vierpuntsgordel omdat de omstandigheden daar heel anders zijn dan op een vrachtwagen, aldus het CBR.

Situaties compenseren

Op basis van informatie van Volvo over VDS en rijtesten die twee deskundigen op het gebied van praktische rijgeschiktheid van het CBR met dit systeem deden, stelt de rechtbank vast “dat een vrachtwagen uitgerust met VDS een veel grotere richtingsstabiliteit heeft dan een vrachtwagen zonder VDS.” Het systeem kan in veel gevallen de noodsituaties en onverwachte situaties compenseren waarbij de bestuurder schuin in zijn veiligheidsgordel kan komen te hangen. Bovendien is de stabiliteit in vrachtwagens de afgelopen jaren sterk verbeterd en ziet de rechter niet waarom de een vierpuntsgordel of andere aangepaste gordel niet zou kunnen helpen om de zitstabiliteit van de man achter het stuur van een vrachtwagen te waarborgen. De partijen verschillen daarover van mening en juist daarom was een hoorzitting om dit met elkaar te bespreken volgens de rechter op zijn plaats geweest.

Voor de rechter is het duidelijk dat het CBR het besluit om de rijgeschiktheid van de man af te wijzen “onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en daardoor onvolledig is onderbouwd en gemotiveerd. De vragen die de rechtbank zich stelt, zijn door het CBR nog onvoldoende beantwoord.” De  rechter ziet geen juridische mogelijkheid om zelf te beslissen over de rijgeschiktheid van de man en de bezwaarprocedure moet daarom opnieuw plaatsvinden.

Lees ook:

Auteur: Vincent Krabbendam